Alle drugs hebben met elkaar gemeen dat ze iets doen in onze hersenen. Ongeveer 100 miljard zenuwcellen in je hoofd werken samen om alles te regelen wat je doet, denkt en ervaart. Een drug kan die belevingswereld volledig veranderen.
Bijna iedereen heeft weleens een paracetamolletje geslikt tegen de hoofdpijn. De meeste mensen hebben weleens een glas bier gedronken in de kroeg. Op elk kantoor in Nederland staat een koffiezetapparaat. Misschien heb je wel eens stiekem een joint gerookt in het fietsenhok.
Al die middelen hebben één ding met elkaar gemeen. Wanneer je ze inneemt, treedt een verandering op waardoor je de wereld anders gaat waarnemen. Waar eerst een bonkend gevoel achter de ogen aanwezig was, zorgt de paracetamol nu voor verlichting. Waar je eerst nog bang was om op dat meisje af te stappen, zorgt het biertje voor net genoeg moed om een een babbeltje te maken. Maar hoe kan het dat wanneer je een vloeistof, pilletje of poedertje in je lijf stopt de wereld lijkt te veranderen?
De hersenen zijn een regelcentrum
Wanneer iemand een biertje naar je toe gooit, nemen je ogen dit waar en gaat er een signaaltje via een netwerk van cellen naar het brein. Het brein berekent dan op zijn beurt welke spieren moeten gaan bewegen om de arm op precies de goede plek te krijgen om het biertje te vangen. Dat is een typische functie van ons brein. Bewegingen, gevoelens en gedachten worden geregeld vanuit een enorm groot netwerk van cellen wat het zenuwstelsel wordt genoemd. Dit zenuwstelsel zorgt ervoor dat wij kunnen functioneren in de wereld en kunnen reageren op impulsen.
De signaaltjes die nodig waren om het biertje te vangen lopen door een netwerk van 100 miljard hersencellen, ook wel neuronen, die samen onze hersenen vormen. Maar in onze hersenen is iets aparts aan de hand. De hersencellen raken elkaar niet aan en communiceren indirect.
Hersencellen lijken op boomwortels
Wanneer je inzoomt op zo’n hersencel ziet deze er een beetje uit als een boom die met wortels en al uit de grond is getrokken. Deze bomen krijgen een signaaltje bij de wortels binnen, daarna loopt het stroompje via de wortels door de stam van de boom waarna het bij de takken uitkomt. Als zo’n signaaltje het einde van de tak heeft bereikt komt het bij de wortel van de volgende boom. Hier zit echter het knelpunt. De takken en wortels raken elkaar niet maar zweven vlakbij elkaar met een lege ruimte ertussen. De lege ruimte wordt ook wel de synapsspleet genoemd. Het stroompje kan hier niet verder omdat een lege ruimte geen stroom geleidt.
De hersenen hebben een trucje om een stukje door de lege ruimtes te springen. Hersencellen maken gebruik van neurotransmitters. Dit zijn de boodschapperstofjes van onze hersenen. Als het stroompje aankomt aan het uiteinde van een vertakking, dan laat die tak zo’n boodschappertje vrij in de lege ruimte. De neurotransmitter gaat via de lege ruimte naar de overkant bij de wortel van de volgende cel en bindt zich daar aan een ontvanger, die ook wel receptor wordt genoemd.
Deze verbinding met de ontvanger zorgt ervoor dat er een nieuw stroompje gaat lopen door deze nieuwe cel en zo begint het proces overnieuw. Dit gebeurt razendsnel achter elkaar waardoor signalen stapsgewijs worden doorgegeven.
Contact tussen zenuwcellen
Drugs grijpen in op deze signaaloverdracht op verschillende manieren. Nadat een drug in je lijf is aangekomen, baant het zich een weg naar de hersenen. Daar zweeft het door de hersenen tot het op een plek komt waar de drug effect kan uitoefenen. De lege ruimte tussen wortel en tak van twee zenuwcellen is zo’n plek. Wanneer bijvoorbeeld LSD op deze plek terecht komt dan doet het een boodschapperstof na. Op de plek waar eigenlijk geen signaaltje hoort te zijn, bindt LSD zich als boodschapper aan de ontvanger, waarna er alsnog een signaaltje door de hersencel gaat lopen. De natuurlijke signaaloverdracht is nu verstoord omdat er een extra signaaltje is ontstaan wat eigenlijk helemaal niet had moeten optreden.
Bovengenoemde methode van LSD is dus het nadoen van een boodschapper. Dit noemen we een agonist. De tegenhanger hiervan noemen we een antagonist. Dat wil zeggen, de stof stimuleert de ontvanger niet maar blokkeert het juist, zodat er geen signaal kan worden doorgegeven. Een voorbeeld van zo’n stof is ketamine. Wanneer ketamine in de lege ruimte langs komt zweven dan heeft het de eigenschap om de ontvanger als het ware af te schermen. Wanneer er dan een natuurlijk signaaltje loopt en er wordt een boodschapper afgegeven dan kan deze niet binden aan de ontvanger en dooft het lopende signaaltje uit.
Opnieuw opgenomen in de cel
Naast een agonist of antagonist, kan een drug ook een zogenaamde heropnameremmer zijn. Hiervoor is eerst nog een verdere uitleg nodig van de natuurlijke signaaloverdracht. Wanneer een natuurlijk signaaltje in de hersenen is doorgegeven zoals hierboven beschreven dan moet de boodschapper weer terug naar waar hij vandaan kwam. Hiervoor heeft de cel waar hij vandaan kwam een soort pompje. De boodschapper gaat hier op zitten en wordt terug de cel ingepompt, zodat hij opnieuw gebruikt kan worden voor een volgend signaaltje. Een heropnameremmer blokkeert deze pomp zodat de recycling van de boodschapper niet kan plaatsvinden.
Cocaïne is een schoolvoorbeeld van zo’n heropnameremmer. Wanneer er nu een natuurlijk signaaltje aankomt, dan geeft dit een boodschapper af in de lege ruimte, de boodschapper geeft zijn signaal af aan de ontvanger aan de overkant, gaat terug maar kan niet door de pomp. De boodschapper is nu niet heropgenomen en blijft in de lege ruimte. Hierdoor geeft boodschapper nog een keer een signaaltje af aan de ontvanger waardoor er dus meer signaal wordt doorgegeven dan de bedoeling was.
Meer neurotransmitters
Wanneer je de volgende keer op een technorave staat en je even aan je sleutel ruikt, dan blokkeert dit dus de heropnamepomp van je geluksstofjes. Hierdoor voel jij ineens een overvloed van blijheid en verbondenheid.
Wanneer je te veel gezopen hebt en alcohol remt de signaaltjes in je hersengebieden voor geheugen dan kan jij je niet meer herinneren dat je bent gevallen met de fiets. De signaaltjes om het geheugen te maken waren namelijk nooit aangekomen.
Drugs hebben dus verschillende mechanismen om een verstoord beeld te geven van de wereld om ons heen. De hierboven genoemde manieren zijn echter nog maar het begin en een zwaar versimpeld uitgelegd. De hersenen zitten ongelofelijk complex in elkaar en er is nog jaren onderzoek nodig voordat we echt goed kunnen begrijpen waarom drugs de dingen met ons doen die ze doen.