De antropoloog Teun Voeten doet in zijn nieuwe boek net alsof Marokkaanse Nederlanders de drugsproblemen in Antwerpen veroorzaken. Hij vermengt overhaaste generalisaties met zijn eigen mening om op die manier een ontluisterend beeld te schetsen.
Als journalist heeft Teun Voeten ervaring met een ‘vlotte schrijfstijl’, schrijft hij in zijn voorwoord. Kennelijk heeft Voeten de indruk dat journalistiek draait om het opblazen van halve waarheden om zo een sensationeel beeld neer te zetten. Je moet het hem meegeven: die tactiek werkt wel goed om je boek aan de man te brengen. Zijn boek Drugs: Antwerpen in de Greep van Nederlandse Drugssyndicaten staat inmiddels in de top 10 best verkochte boeken.
Dat het boek zo goed verkoopt is de natte droom van burgemeester Bart de Wever. De stad Antwerpen had namelijk opdracht gegeven aan Teun Voeten om antropologisch onderzoek te doen. De conclusies laten zich dan ook raden: Marokkaanse Nederlanders zijn verantwoordelijk voor drugsproblemen in Antwerpen en burgers geven te weinig complimentjes aan de burgemeester voor alles wat hij goed doet.
Dat Teun Voeten uitgerekend met burgemeester Bart de Wever heeft samengewerkt is opmerkelijk te noemen. Bart de Wever staat bekend om zijn omstreden uitspraken over mensen met een migratieachtergrond en om zijn harde taal als het gaat over het aanpakken van ‘yogasnuivers’. Die hebben er volgens hem ‘geen moeite’ mee om een crimineel circuit te ondersteunen. Dat de overgrote meerderheid van de cocaïnegebruikers bereid is om fors meer te betalen voor fairtrade cocaïne is een feit wat zowel Bart de Wever als Teun Voeten voor het gemak maar even vergeet.
Teun Voeten lijkt zich enerzijds bewust van het feit dat zijn onderzoek ontoereikend is voor generaliserende conclusies. Zo schrijft hij uitdrukkelijk dat hij slechts tientallen mensen heeft geïnterviewd en dat die mensen niet per se representatief zijn voor de hele drugsmarkt. Maar na die disclaimer voelt hij zich kennelijk vrij om alsnog de boel flink op te blazen. Zo schrijft hij dat drugsgebruikers een gebrek aan empathie hebben en dat Marokkanen lui en patserig zijn.
Toch is zijn boek niet aan elkaar geschreven met uitsluitend stigmatiserend vingerwijzen. Teun Voeten heeft een aantal rake analyses te pakken met zijn culturele verkenning van problemen bij de integratie van de Marokkaanse gemeenschap. Zo vertelt hij dat het in Marokko gebruikelijk is dat de hele gemeenschap helpt bij de opvoeding van kinderen, maar dat het hier juist not-done is om je te bemoeien met andermans opvoeding. Op die manier vallen jongeren van Marokkaanse komaf tussen wal en schip als het gaat om de opvoeding.
Het valt alleen op dat Teun Voeten constant een neerbuigende toon aanslaat. Hij lijkt te veronderstellen dat ‘onze’ cultuur een vast gegeven is en dat alles wat daarvan afwijkt slecht is. Hij concludeert dan ook dat mensen uit de Marokkaanse gemeenschap te weinig doen om te integreren in ons land. Maar hij doet geen aanbevelingen hoe Nederlanders of Belgen kunnen helpen om de culturele verschillen te overbruggen.
De neerbuigende toon is het felst als het gaat om mensen die drugs gebruiken. Zij ondersteunen volgens Voeten een ‘narcoterroristisch complex’ wat drugshandel gebruikt om voldoende geld binnen te halen voor aanslagen. Als voorbeeld noemt hij de vermoedelijke samenwerking tussen Ridouan Taghi en de Iraanse veiligheidsdiensten. De Iraniërs zouden Taghi hebben ingeschakeld om politiek gemotiveerde moorden in Nederland te plegen. Tegelijkertijd zwijgt hij over de politieke belangen van de Verenigde Staten, die overal ter wereld drugshandel hebben gebruikt als onzichtbare geldstroom die nodig is om stiekem wapens te leveren aan splintergroeperingen. Het doel is daarbij om regio’s van strategisch belang te destabiliseren. De Iran-Contra-affaire is daarvan het bekendste voorbeeld. Maar over de belangen van de Verenigde Staten schrijft Teun Voeten geen woord. Daardoor ontstaat de indruk dat hij liever niet al te kritisch is op de westerse politiek.
Het lijkt er dus op dat Voeten nogal selectief te werk is gegaan bij het oplepelen van bronnen. Die indruk wordt nog verder versterkt door de keuzes die hij maakt bij de bronvermelding. Zo mogen ‘kennissen en vrienden die kinderen hebben in de leeftijd van 16 tot 25 jaar’ bewijzen dat er feestjes zijn in Amsterdam waar ‘werkelijkwaar iedereen “stijf staat” van de pillen’. Met name in het hoofdstuk over toxicologische effecten van drugs gaat dat regelmatig mis. Zo beweert hij ten onrechte dat lachgas langetermijneffecten heeft die vergelijkbaar zijn met alcohol en dat er in cocaïne TL-glas zit omdat je daarvan een prettig tintelend gevoel in de neus krijgt.
Daarbovenop staat het boek vol met tegenstrijdigheden die het gevolg zijn van het gebrek aan kritische reflectie op zijn eigen veronderstellingen. Zo vindt hij het logisch dat de overheid burgers moet beschermen tegen de gevaren van drugs. Tegelijkertijd erkent hij dat drugs zoals cannabis en MDMA pas populair zijn geworden nadat de drugsverboden werden doorgevoerd. Maar dat leidt bij hem niet tot de vraag of de drugswetten wel hun doelstellingen behalen. Hij verwijt drugsgebruikers simpelweg dat ze de niet de wet opvolgen.
Aan de ene kant zijn de inzichten uit het antropologische onderzoek verhelderend. Maar aan de andere kant worden die conclusies met een opgeblazen woordkeuze aan de man gebracht. Dat is jammer, want zo lijkt het geheel een stuk minder betrouwbaar. Het was fijner geweest om een neutrale beschouwing van zijn wetenschappelijke conclusies te lezen. Maar dan had hij misschien wel wat minder boeken verkocht.
Geef een reactie